Dit artikel is afkomstig uit:
Driegonaal, jaargang 36, nummer 1 (mei 2020)
www.driegonaal.nl
Het komt niet vaak voor dat ’van buitenaf’ over sociale driegeleding wordt geschreven - en dan ook nog zo helder! Dit artikel verscheen vorig najaar op de website van taz, alternatief dagblad in Duitsland.
https://taz.de/!5631755/
Spirituele bewegingen staan vaak te boek als wereldvreemd. Rudolf Steiner trad 100 jaar geleden zeer politiek en maatschappelijk betrokken op. Zijn concept van ‘sociale driegeleding’ is tot op de dag van vandaag actueel.
Het moet een hard gelag zijn geweest, toen Rudolf Steiner in 1920 een gezelschap van antroposofen
in Stuttgart toesprak. Nu, “terwijl de wereld in brand staat”, is het niet genoeg om privé en a-politiek
ons innerlijk te verzorgen. “Antroposofische praatjes” zijn nu niet waar het op aankomt, wij moeten
volop de samenleving in.
Steiner zelf was moeilijk in te delen in de gebruikelijke politieke categorieën. Rond 1900 had hij een
paar jaar les gegeven aan de socialistische ‘arbeidersvormingsschool’ in Berlijn. Desondanks
bekritiseerde hij de toenmalige dominante marxistische concepten, die op een staatssocialisme
uitliepen zoals dat vanaf 1917 met de Russische revolutie werd verwerkelijkt. Zo’n begin, met in de
praktijk een centrale sturing van politiek, economie en cultuur, móest wel leiden tot een verstikking
van vrijheid en menselijke ontplooiing. Het trieste vervolg van dit begin heeft Steiner, die in 1925
overleed, niet meer beleefd.
Opmerkelijk is, hoe scherp Steiner tegelijkertijd de westerse politieke modellen bekritiseerde, die
tegenwoordig als zo succesvol gelden. Want ook hier gaat de centralisering veel te ver. Dat politiek
en economie als in een kartel met elkaar verbonden zijn, en bijvoorbeeld de buitenlandse politiek
alleen maar de hefboom is om economische belangen door te zetten, was al in Steiners tijd zichtbaar.
Twijfelachtige verbindingen vormden zich ook op andere gebieden.
Wanneer bijvoorbeeld universiteiten zo met de staat verbonden zijn, dat hoogleraren ambtenaar
zijn, zal dit allerlei al dan niet verhulde effecten hebben, zoals ook de (meer Angelsaksische) variant,
waarin universiteiten afhankelijk zijn van machtige sponsoren. Dat hiervoor tot op de dag van
vandaag weinig bewustzijn is, wordt bijvoorbeeld duidelijk wanneer wij opmerken dat een
economische organisatie, de OESO met haar PISA-studies, de meest vooraanstaande autoriteit in de
wereld van het onderwijs is.
Steiners denken ging in een heel andere richting: politiek, economie en cultuurleven zouden niet met
elkaar verweven moeten zijn, maar zouden zoveel mogelijk hun eigen, duidelijk te onderscheiden
principes moeten volgen. Dit noemde hij ‘sociale driegeleding’:
Ten eerste: politiek betekent dit een nuchter staatsbegrip, gespeend van enige nationale
ophemeling, beperkt tot de democratische garantie van de gelijkheid van alle burgers.
Ten tweede: de tweede, geestelijke sfeer kan daarentegen een ruimte van grote verscheidenheid
zijn. Hier gaat het om volkomen vrije menselijke ontwikkeling en kennis. Eisen van de staat of de
economie horen hier niet thuis. Zo wilde Steiner dat de universiteiten volledig autonoom zouden zijn
(menig hoogleraar verbleekte bij de gedachte). In deze context ligt ook de oprichting van een vrije
school: de in 1919 geopende ‘eerste’ Waldorfschool.
Ten derde: in economisch opzicht keerde Steiner zich tegen in zijn visie achterhaalde
maatschappelijke vormen, zoals de behandeling van menselijke arbeidskracht alsof deze koopwaar
is, of dat kapitaal binnen de familie vererfd kan worden. Onze tijd vraagt om iets anders: om
associaties waarin alle betrokkenen hun deel van de bedrijfswinst ontvangen; kapitaal moet, zoals nu
al gangbaar is voor geestelijk eigendom, na een zekere periode aan de algemeenheid terugvallen en
van daaruit in nieuwe productieve handen overgaan.
In feite zag Steiner in de driegeleding een precisering van de idealen van de Franse revolutie. Wij
zouden moeten begrijpen dat vrijheid, gelijkheid en broederschap in van elkaar te onderscheiden
sferen thuishoren: vrijheid als leidend motto in cultuur en wetenschap, gelijkheid in het politieke,
broederschap in de economie.
Actueel hieraan is dat het duidelijk wordt dat op zich terechte idealen binnen de ‘verkeerde’ sfeer
schadelijk kunnen werken.
(vertaling: John Hogervorst)
© Stichting ter Bevordering van de Anthroposofische Geneeskunst en de Sociale Driegeleding - Oude Roswinkelerweg 137 7814 RS Emmen 06-52594394 info@driegeleding.nl
Home De stichting Activiteiten Artikelen Donaties Contact Links Bibliotheek